2010 - Nero, de bloedige dichter

Gepubliceerd op 1 januari 2010 om 12:00

Mijn eerste vertaling was van een historische roman, uit het Hongaars. De auteur, Dezső Kosztolányi (1885-1936) is een van de belangrijkste Hongaarse auteurs van de twintigste eeuw. Nero, de bloedige dichter verscheen in 1922 en bevat een prachtig portret van de Romeinse keizer Nero als gemankeerde kunstenaar.

Vreselijke verwarring

Nadat Nero gezien hoeft hoe zijn moeder Agrippina, de oude keizer Claudius, vergiftigt verkeert hij in vreselijke verwarring. De zachtmoedige jongen van nog geen zeventien jaar oud komt plotseling op de troon terecht, geheel onvoorbereid en gekweld door het lot van de oude keizer. ‘Waarom gaan mensen dood?’ vraagt hij aan zijn leraar Seneca.

De confrontatie

In de slapeloze nachten en de eenzaamheid die daarop volgen, ontdekt Nero in zichzelf de noodzaak om te schrijven. Hij raakt vervuld van vreugde over deze nieuwe passie. Trots draagt hij Seneca zijn eerste werk voor. Maar dan valt hij ten prooi aan twijfel. Is hij wel goed genoeg? Wanneer hij hoort dat zijn talentvolle broer Britannicus hem een slechte dichter heeft genoemd, roept dat een gevoel van afgunst wakker. De confrontatie tussen de twee broers luidt het begin in van Nero’s meedogenloze heerschappij.

 

De roman bevat levensechte beschrijvingen van de gesprekken aan het hof, waarbij die van Nero met de oude filosoof en opvoeder Seneca tot de hoogtepunten behoren. Thomas Mann stuurde Kosztolányi een brief om zijn waardering te uiten, die hij als volgt afsluit: “Ik ben verheugd, waarde heer Kosztolányi, u eerder dan anderen te kunnen gelukwensen met dit mooie werk. Het zal de goede naam van Hongarije, die in mensen als Petöfi en Arany, tot en met Ady en Zsigmond Móricz zo talrijke vertegenwoordigers heeft gehad, tot nieuwe eer strekken en het zal uw eigen, nog jonge faam duidelijker voor het voetlicht brengen bij diegenen die tegenwoordig op het geestelijk-culturele leven van Europa hun stempel drukken.”